Spring naar content
Terug naar de kennisbank

Hoofdstuk 1 : Inleiding (2010)

Auteur(s): Fons Kemper

Kijk eens naar een paar willekeurige groepsfoto’s van het Nederlandse elftal van de afgelopen 25 jaar. De grote constante in alle afbeeldingen is natuurlijk het oranje shirt dat de spelers dragen. De keeper uitgezonderd. Hij heeft, zoals voorgeschreven, een tenue in een andere kleur. De armen van de spelers zijn vaak gebroederlijk over elkaars schouders geslagen. Het drukt de saamhorigheid van het nationale team uit. Ons Oranje. Zo wordt dat ook ervaren. Onderzoek wijst immers uit dat Nederlanders het meest trots zijn op hun land vanwege geleverde sportprestaties (Van Bottenburg, 2008). Maar de beelden tonen nog iets anders. De hoofden boven het oranje shirt zijn nooit van een en dezelfde kleur. We zien steeds gemêleerde gezelschappen van witte en gekleurde Nederlanders. Voorzien van korte stekelharen of dreadlocks. De nationale voetbalelftallen weerspiegelen al meer dan een kwart eeuw het multiculturele karakter van de Nederlandse samenleving. Die constatering geldt niet alleen voor het voetbal, ook bij andere sporten is dit zichtbaar. Hoe graag sluiten en sloten wij onze allochtone sportkampioenen zoals Arnold Vanderlyde (boksen), Lorna Kiplagat (hardlopen) en Guillaume Elmont (judo) niet in de armen? Als ambassadeur of rolmodel laten zij zien dat hun etnische achtergrond in Nederland geenszins een barrière is voor een sportieve zegetocht en, in het verlengde ervan, het behalen van maatschappelijk succes.

Sport wordt daarom veelvuldig als middel aanbevolen om achterstanden op velerlei gebied weg te werken. En er worden ook goede resultaten mee geboekt (Verweel, 2007). Waar de integratie op veel maatschappelijke terreinen zich moeizaam voltrekt, lijkt sport een flinke voorsprong genomen te hebben. Sport wordt dan ook graag ten voorbeeld gesteld aan andere sectoren. Sport als metafoor voor een harmonieuze multiculturele samenleving.

Literatuurverwijzing: Kemper, F. (2010). Hoofdstuk 1 : Inleiding. In F. Kemper, Samenspel (pp. 11-21)